Gisteren kon ik niet schrijven. De mislukte coupe in Turkije, de heftige rellen op televisie, de grote woorden van mijnheer Erdogan… Ik kon er gewoon even niet over schrijven. Nice bibbert nog na van binnen en ik ben te naarstig op zoek naar troostende woorden van grote mensen die het snappen en begrijpen. ‘Mag het licht uit, mag het licht uit, voor ik jou in mijn armen sluit’ (De Dijk).
Zullen we één dag de gordijnen sluiten en het slechte nieuws buiten laten?
Ons geborgen voelen in elkaars armen waar onze handen elkaar vinden.
Zal ik je troosten met mooie gedichten en vertellen we elkaar onze dromen, alsof er niets aan de hand is.
Zullen we de regen vergeten en op zoek gaan naar ‘vergeet-me-nietjes’?
Zullen we vandaag weer in sprookjes geloven? In een ‘happy end’ en goede feeën.
In toverstokjes en simsalabim. In wijze heren en mevrouwen die het weten.
Vroeger geloofden we papa. Hij was sterk en hij zei dat het goed kwam. Geloofden wij mama. Zij was lief en streelde je haar.
We geloofden de meester die zijn duim naar je opstak. De priester, de tante, de paus voor mijn part.
We geloofden de president en de koning. De partijvoorzitter en de filosoof.
En toen dat niet helemaal waar bleek te zijn was er tenminste nog God. God was er en zag dat het goed was.
Maar er kwamen meer Goden die toch weer allemaal iets anders zeiden.
En dan kom je er op een dag achter dat er niemand anders blijkt te zijn dan jijzelf. Niemand anders die het voor je zal doen.
Dat de antwoorden uit je eigen ziel moeten komen,
de wijsheid uit je eigen gedachten,
de liefde uit je eigen hart.
Dit sprookje ga ik geloven. En niets of niemand, geen grote snuit, blaast dit eigen sprookje uit.