Als iemand mij zou vragen hoe voel je je, dan zou ik geen ander woord vinden dan ‘weeïg’. Een weeïg gevoel. Ken je dat? Een net niet, een bijna wel, een onbestemd iets wat maar niets wil worden.
M. vertrekt naar Amerika, met E. En ik weet dat ik ze lang niet ga zien omdat wij ook nog zo nodig moeten. Op de dag dat zij terugkomen, gaan wij er vandoor. En dat geeft me een weeïg gevoel. Bijna verdriet maar net niet. Bijna al heimwee maar nog niet helemaal. Ik slik het ook weg en draai de knop weer naar ‘doorgaan’. En ik stel me aan want de tijd dat we elkaar niet gaan zien valt heel erg mee maar als mijn tweelingzus weggaat wordt die overdrijving nog erger.
En ik realiseer me al die mensen die hun zussen, broers moeten missen. Voor altijd. Dat is geen weeïg gevoel. Dat is ziek.