Wij hebben veel dingen. Spullen zonder naam, nut en werkelijke noodzaak maar toch weer ding genoeg om te bewaren. Vandaar dat we ook dingendoosjes hebben.
Sterker nog, we hebben een hele dingenkast. Een laag, oorspronkelijk keukenmeubel met iets van veertien lades. Elke la moet je opendoen om te zien welke dingen er in liggen. Ik ben al lang blij dat het nooit in de keuken heeft gestaan want een kurkentrekker zoeken kost nu al moeite in de keukenlades die we hebben.
Wat dingen doen
Onder onze tafel in de woonkamer wilden we echt een plank, om… ja, dingen op te leggen. Een boek, een pen, een tijdschrift dat we heus nog wel gaan lezen. Toen kochten we twee rieten mandjes om er op te zetten. Eén voor haar en één voor mij. Voor je eigen dingen dus. Toen de mijne vol was zette ik er een zwart doosje naast voor de kleine dingen die ik eigenlijk vaak pak. Mijn brillendoek, een nagelvijl, een pakje kauwgom, een pen, een pen, een pen. Nu is het zwarte doosje bijna vol.
Opruimen
‘We moeten de manden eens opruimen’, zeg ik optimistisch tegen Vriendin die dat altijd een goed idee vindt. En oké, ik gooi wat weg, ik ruim wat op maar niet wetend wat ik met de dingen moet doen, schuif ik alles weer terug in de mand. Dat komt dan wel een andere keer, een keer die nooit echt komt, weet ik inmiddels. En zo is ons huis een dingenhuis geworden. Het erge is, als ik dingen zie, dan wil ik ze ook altijd hebben. Vooral als het er gewoon leuk uitziet, ik het niet direct kan definiëren, maar oogt als iets dat ik ooit kan gebruiken.
In mij zit een hebberig dingenmonster. Ik wil er van af maar waar laat ik het?