Achter mij op het terras, zitten twee Nederlandse echtparen. De vrouwen nemen met elkaar hun leed door. Als ik achterom kijk word ik direct gevangen door haar blik. Zo word ik ongewild betrokken bij het ‘gesprek’.
‘Dat kan toch niet, ik had zeezicht, krijg ik wat anders. En ik boek een hotel! Een hotel! Wat denk je, zit er een keuken in. Waarom een keuken in een hotel? Ik heb geklaagd natuurlijk, nu zit ik daar in een appartement.’
MOOI
‘We zitten daar mooi, niet normaal. Drie kamers, een tuin en een terras zonder buren. Ik zou daar zo in mijn blootje kunnen zitten als ik dat zou willen. Mij hoor je niet klagen maar het kan natuurlijk niet! Ik had een kamer met zeezicht maar zoals ik al zei: we zitten daar geweldig. Maar het gaat om het principe. Ik heb dertig euro extra betaald voor zeezicht. Ik ga mijn geld terugvragen. Nee, ik hoef niet weg hoor waar ik nu zit. Echt geweldig.’
Ik draai me om naar mijn gezelschap. Zij gaan nog even door.
Grieken
‘Die Grieken, leven er lustig op los. Wij maar betalen voor die gasten.’
De andere vrouw doet ook haar duit in het zeikzakje. ‘Al die miljarden en wij maar werken. Als zij vijftig zijn zitten ze onder een olijfboom met een hand in de broek. Niet te vertrouwen die gasten.’
Meisjes, kom dan niet naar Griekenland. Geniet dan niet van hun ‘weerzinwekkende’ levensstijl.
Ik heb nog nooit mensen zo hard zien werken dan juist in Griekenland. Een half jaar lang, zeven dagen in de week, van ’s morgensvroeg tot diep in de nacht.
Ik gun ze die olijfboom. En die hand in de broek.