Wij hebben twee wijnrekken in huis. In elk rek passen ongeveer twintig en nog wat flessen. Deze rekken zijn bijna altijd gevuld. Niet met de beste wijnen denkbaar maar gewoon, witte slobberwijn. Laatst zeiden we tegen elkaar: ‘Gek, dat we maar wijn blijven kopen om onze voorraad aan te vullen’.
Want de voorraad is er immers om te gebruiken maar het vreemde doet zich voor: als de voorraad slinkt, slinkt ook het gevoel van tevredenheid, van zorgeloosheid. Stel, je hebt twee pakken koffie in de kast, je gebruikt er eentje, dan vul je heel snel die pakken weer aan in de kast. Waarom doen we dat eigenlijk? Oh, natuurlijk zijn er mensen die nergens een voorraad van hebben. Jaloersmakend, vind ik. Toen ik nog rookte zou het niet voorkomen dat er geen extra pakje rookwaar in huis was… voor het geval dat… Mensen die ‘geen gevoel van voor het geval dat’ hebben, leven een stuk makkelijker dan ik en miljoenen anderen. Want eigenlijk is er niets treurigers te bedenken dan je voorraad aanvullen.
Toch?
Ik weet wel dat ik vroeger wel eens tegen vrienden zei (als ze zeiden ‘we hebben geen geld’): ‘maar jullie hebben toch geld genoeg?’
‘Ja, op de spaarrekening. Daar komen wij niet aan’.
Klonk voor hen volkomen normaal en voor mij volkomen abnormaal.
Omdat ik geen voorraad geld heb.
Zou ik dat hebben, dan zou ik er waarschijnlijk op dezelfde manier mee omgaan want voorraad is alleen maar voorraad als het voorradig is.
Maar je maakt het jezelf onnodig moeilijk. Zonder voorraad krijg je ineens ruimte. In je kast en in je hoofd. Ik heb laatst eens opgeruimd, zo’n kast waar van die flessen staan met sterke drank die je nooit drinkt. Al jaren staan ze te verstoffen in onmogelijke etiketten. Leeggegooid, weggedaan. Het huis rook een week naar een whiskystokerij maar de kast was leeg. En je hebt weer plek om iets neer te zetten. Waarschijnlijk weer een voorraadje van het een of ander.