Vroeger had ik een vriendin die altijd mijn gedichten wilde horen. Fijn om publiek te hebben zou je denken. Maar zij was in staat om elke regel dood te analyseren. Zover dat ik zelf niet meer wist wat ik nu eigenlijk geschreven had.
Dit leidde tot een overtuiging die ik tot de dag van vandaag overeind hield: Ik ga nooit meer een gedicht uitleggen. Doe er mee wat je wilt. Het is van mij, maak het van jou.
Hoe ontstaat een gedicht?
Doordat ik de laatste tijd weer meer met teksten bezig ben kwam ik toch in de verleiding om meer te vertellen over mijn dichterschap. Ik zou niet het gedicht uitleggen maar het basisidee dat ter grondslag lag. Maar of dat nu zo’n goed idee is…
Laten we het hebben over het gedicht ‘Taal’.
Taal
haar doodgaan ging gepaard met
wat er overbleef aan taal
hebben we verdeeld
mijn broer de kleine woorden
ach en och en wee
mijn zus en ik hebben ons
de kale woorden toegeëigend
ik wilde ze het liefste allemaal
de onuitgesproken zinnen
nu spreken wij ons moederstaal
begrijpen zonder het te zeggen
waarom zij het zwijgen er toe deed
Jaren geleden schreef ik dit. Waarom?
Ik had plotseling de fantasie dat we allemaal geboren worden met een maximaal aantal woorden ter beschikking. Niet iedereen evenveel, zo had God dat niet bedoeld. Je kon de woorden opmaken in een leven maar er zouden ook woorden overblijven na je dood. En die woorden kon je schenken aan anderen die ze wel of niet nodig hadden.
Waanzin
Het is een idiote veronderstelling. Dat zelfs onze woorden geteld zijn. Maar dat soort gedachten krijg ik dus. En zo ontstaat een gedicht.
Ik besef maar al te goed dat het niet zo gek is als mensen gedichten of mijn gedichten niet begrijpen. En besef ook dat het uitleggen van een fantasie niet altijd helpt. Dat er dan niet alleen vraagtekens bij een gedicht worden geplaatst maar ook bij de dichter zelf.