Twee huizen verder woont een oud echtpaar. Beiden ruim over de tachtig. Ik heb zelden zo’n actief echtpaar gezien. Elk jaar nog kamperen, in een tentje want anders is het geen kamperen natuurlijk. Fietstochten maken van kilometers lang en line-dancen, elke zaterdagavond.
Gisterochtend hoor ik een sirene. Politie, ambulance en een roepende buurvrouw. Ik open het raam om te kijken wat er aan de hand is en zie dat de politie bij het oudere echtpaar naar binnen gaat. Later komt nog een ambulance. De oude vrouw heeft haar man levenloos achter de computer aangetroffen. Nog weer later komt een hoogwerker de straat ingereden. Wij worden verzocht onze auto’s te verplaatsen. Het bovenraam bij de buren wordt er uit getakeld om op die manier de man per brancard naar buiten te brengen. Op ooghoogte zie ik hoe de oude man naar buiten wordt getild. Zijn hart wordt door een machine automatisch bewogen. Een vreemd beeld. Het lijkwitte gezicht en het op en neer gaan van een borstkas. Toch geeft dat bewegen van de borstkas hoop. Want als iemand dood is, doe je niets meer. Een buurman die hartmassage heeft gegeven schudt zijn hoofd: ‘er zat geen leven meer in, helemaal niets’. De oude vrouw wordt door een ambulanceverpleger meegenomen. ‘Hij is er niet meer’, huilt ze als ze langsloopt.
Later op de dag horen wij dat de buurman overleden is. Op een zondag in januari. De avond daarvoor nog gedanst en plezier gehad. Voor hem misschien een mooi heengaan. Maar de hele avond denken we aan haar. De vrouw die de laatste maanden voor het eerst tekenen van ouderdom vertoonde. In haar eentje in het huis op ons rijtje. Heeft ze kinderen? Vrienden? Hoe erg om na zo’n lang leven samen die onvermijdelijke stap mee te moeten maken. Zal ze ooit nog dansen? Mijn hart breekt als ik aan haar gebroken hart denk.