Gisteren bezochten we de moeder van Vriendin in het verzorgingshuis. We komen rond 11 uur aan en veel mensen zitten al bij de televisie. Een aantal zit nog te ontbijten en de moeder van Vriendin wordt nog aangekleed en opgetut. We wachten dus aan een lege tafel. Het is elke keer weer een belevenis om te zitten tussen mensen die het, in min of meerdere mate, niet meer zo goed weten. Dat levert ontroerende taferelen op.
Naast ons zit een oude, magere man. Deze man viel me eerder op door zijn hele zachte stem en zijn warme uitstraling. Zijn dochter staat al geruime tijd naast hem terwijl hij met potjes jam en joghurt schuift. Hij is verdrietig. Er rolt een traan over zijn wang. Hij prikt met zijn vinger in de joghurt en zegt: ‘dit kan je niet vergelijken. Dit kan je niet vergelijken.’ Intens verdrietig kijkt hij zijn dochter aan die hem liefdevol over zijn wang streelt.
Een vrouw loopt ons voorbij en mompelt: ‘Ik ben mijn man kwijt’. Dat is geen vreemd opmerking want zij zit in het huis met haar man. Wat een luxe. Maar van ‘kwijt zijn’ is natuurlijk geen sprake.
De moeder van Vriendin wordt naar beneden gebracht en zingt het hoogste lied. Zoals altijd. Als zij die ochtend voor de tiende keer vraagt waar wij wonen en we zeggen: Den Haag, dan begint zij onmiddellijk met ‘In Den Haag daar woont een graaf’. Haar nagels zijn gelakt. We vinden het prachtig. Trots zegt ze: ‘Dat heet vader gedaan. Moeder vond dat natuurlijk helemaal niets’. Ze lacht omdat ze toch mooi gelakte nagels heeft, ondanks moeder.
We gaan wandelen en eten een ijsje.
‘Jongens’, zegt ze, ‘wat is dit gezellig’.
En dat was het ook.