Ami. Geen straat konden we over zonder ‘oh’s en ah’s’ over onze viervoeter. Ze werd liefkozend ‘vosje’ genoemd, kinderen wilden haar meenemen, volwassen mannen smolten als sneeuw voor de zon.
En wij smolten met hen want ze was van ons, hoorde bij ons. Maar sinds wij in de Drie Hofdames wonen, is zij zich ook gaan gedragen als hofdame.
In ons vorige huis, een rijtjeswoning in een rustige straat, was zij ook al een diva, geen ontkennen aan. Ze voelde zich veilig. Gek op mensen en andere honden, ach, ze negeerde ze gewoon, trok nog net haar neusje niet op.
Maar in het appartementencomplex komen we een andere kant van haar tegen. Niet alleen denkt zij eigenaar te zijn van het appartement, maar is ze het ook van het hele gebouw, erger, van de hele wijk.
Buurhondje
De eerste kennismaking met het directe buurhondje was niet fijn. Toen wij de deur opende naar de hal stond ze oog in oog met de ‘indringer’ en daar was ze niet van gediend. Ze gromde, trok naar lippen op, gedroeg zich kortom niet als de nieuwe buurvrouw die een goede indruk wil maken. Wij kregen haar ook niet rustig, integendeel, de leeuw in haar was los.
De volgende ontmoeting met een ander buurhondje was toen we uit de lift stapten. Stond daar een roodharige dame blij te wachten om naar binnen te gaan, onze dramaqueen liet dat niet toe. ‘Mijn lift’, gromde ze lelijk.
Geen blaffer
Ami is geen blaffer. Niet als de deurbel gaat of als er vreemde mannen binnenkomen. Ze kijkt, ruikt en gaat weer liggen.
Nu ziet ze vanaf het balkon mensen wandelen, kinderen spelen en ze is er niet van gediend. Ze blaft, jankt als een wolf.
Het uitlaten van een hond is leuk als de hond uitgelaten wil worden. Nu sleep ik een onwillig, koppig exemplaar met me mee. Om de twee stappen staat ze stil, kijkt links en rechts, ruikt met haar neus in de wind om vervolgens één stap te zetten, meestal terug. Zij wil de route bepalen en dat is tot nu toe nog nooit de route geweest die ik in gedachte had. Bij elke splitsing is het een gevecht om haar mijn richting op te krijgen. Het is een puber die de grenzen opzoekt en dat lukt haar aardig. Mijn grenzen. En stiekem vraag ik mezelf af waarom ze eigenlijk mijn richting moet volgen? Maar hondenboeken zijn daar duidelijk over. Laat zien dat jij de baas bent.
Binnen, als de Vrouwtjes thuis zijn, is ze weer als vanouds de allerliefste. Ligt minutenlang op haar rug te chillen, springt naast ons op de bank en vertederd ons met haar lieve ogen en likjes. En we zeggen tegen elkaar dat het wel over zal gaan. Dat ze moet wennen.
In de oude buurt waren er soms hele vervelende honden. Ik ging de baasjes ook heel vervelend vinden. Zo werkt dat. En dat stemt mij ongerust.