Ik natuurlijk. Vriendin boft. Die ligt nog op één oor als ik al de deur uitga. Ik ben de eerste die in het pikkedonker wordt verwelkomd door webben van onzichtbaar spinnendraad. Als ik de voordeur uitloop heb ik de eerste al te pakken. Een kriebelig, plakkend gevoel in mijn haar, een voorzichtig trekken en vastzit-gevoel aan bijna niets, maar toch. Ik loop verder met aan mijn haar een ragfijn aanhangsel en ik denk… als die spin zich ook maar niet heeft laten afglijden tot aan mijn hoofdhuid.
Soms neem ik niet de voordeur maar de deur naar de schuur. Daar is het aantal spinnen groter en loop ik maaiend met twee armen richting schuurdeur. Om dan nog, op een veilig geacht moment, mij te laten omarmen door een flinterdun haarnet.
Net in de tram, als ik opsta omdat mijn halte nadert, voel ik weer datzelfde trekachtige gevoel aan mijn haren. De spinnenweb zit er nog. Terwijl ik me verloor in het nieuwe boek bleef ik gevangen in het web. Als ik het voel loop ik al maaiend en trekkend aan mijn haar als de eerste de beste malloot naar de tramdeur. Mensen springen verschikt opzij en ik weet dat ik een idiote indruk achterlaat. Het zij zo.
In de krant lees ik dat de spinnentijd is aangebroken. Vertel mij wat.