Wij hadden het over sleur. Als je terugkomt van een vakantie, je zet de vuilnisbak weer buiten op de dag dat het ook hoort, je gaat weer aan het werk. ‘Dan zit je weer in de sleur’, zegt A. Ik denk daar even over na en kan me eigenlijk geen moment herinneren dat ik mijn leven een sleur vond.
Wat zegt dat? Dat ik een heel actief en dynamisch leven leid? Dat mijn leven een aaneenschakeling is van hoogte- en dieptepunten?
Ik vrees van niet. Oh, mijn leven is ver van saai en vervelend en hoogte- en dieptepunten waren en zijn er genoeg maar dynamisch? Vrienden vinden mij wel actief maar toch is dat niet zo. Ik doe wel veel maar ik doe ook veel niets en ik vind allebei heerlijk. Ik kan heel goed niets doen, een dag voorbij laten glijden omdat mijn leven zich voornamelijk van binnen afspeelt. Dat heb ik ook nodig. Als ik niet met grote regelmaat in hoofd en hart kan zijn, dan kan ik ook niet naar ‘buiten’.
Ik heb dus wel sleur maar ik houd van sleur. Sleur heeft een negatieve betekenis maar niet voor mij. In een sleur kan ik me prima vermaken, verveel ik me niet. Tijdens mijn laatse Griekse vakantie betrapte ik mezelf op het gevoel van ‘sleur’. Een zwoele sleur. Vervelend wordt het pas als zon, zee en zaligheid een verzadigingspunt bereiken.
Verveling is van een andere orde. Verveling heeft met ‘doen’ te maken, sleur met ‘zijn’. Verveling duurt ook vaak maar even. Als het dagen achtereen gaat duren, word je leven een sleur. Van verveling.