Gisteren las ik een zin waardoor ik bleef hangen in het verhaal omdat de zin niet klopte. Een niet kloppende zin kan een verhaal doen stokken.
De zin die ik gisteren las: zijn haar heeft de kleur van dikke, vloeibare stroop.
Vreemd. Wat is de kleur van ‘dikke’? Wat is de kleur van ‘vloeibaar’?
Een tik van mij is dat ik dan die zin blijf herhalen in gedachten. Ik word er zelfs wakker mee.
Er is één schrijfster die door velen bejubeld wordt om haar bloemrijke schrijfstijl maar ik kan geen bladzijde van haar lezen, omdat bijna elke zin een vraag oproept: Lulu Wang.
Zij staat bekend om het te pas en te onpas gebruiken van beeldspraak.
Beeldspraak moet niet opvallen behalve door kracht.
Beeldspraak moet iets verduidelijken.
Bij haar doet het alles behalve dat!
Hier een paar voorbeelden:
een boer `met een plak die gewichtiger was dan de netto toestand van zijn tanden’
We waren pas twintig en even ontvlambaar als een verse wond
stuiterde tante op en neer als een mier op een hete trampoline
Het is bijna grappig als je niet een heel boek moet lezen.
Dan voel je je bijna als een mier op een koord waar de danser van af is gevallen.