Ik maak me op dit blog wel eens boos over politiek, over macht, over godsdiensten en over oorlog. En soms lucht dat op maar vaker helemaal niet. Ik realiseer me maar al te goed dat ik preek voor eigen parochie.
Een column over Wilders en zijn wrat, zijn ideeën, zijn one-liners en voorbedachte streken… het bereikt niemand anders dan zij die het toch wel met me eens zijn. En zo gaat het met veel blogs en columns. Behalve mijn blog dat laatst gepubliceerd werd in Metro, daar zijn ook anti-mijn-idee lezers bij. En dat laten ze merken ook.
Maar we roepen niet op tot nadenken, we roepen op tot het nog meer vastzetten van wat we toch al vonden. En bij elk woord, nestelen zich die meningen zich nog dieper vast in ziel en heerlijkheid. En dat is niet wat ik wil. Ik zou willen dat we nader tot elkaar komen, elkaars handen grijpen en in ieder geval proberen om een opening te vinden. Want ik hoop toch dat we in ieder geval de wens delen dat we een betere wereld willen. Dat we liefde willen en saamhorigheid. Dat we een wereld willen achterlaten waar op nog geleefd kan worden. Waar we kunnen ademen als vrije mensen.
De oorlog leek altijd zo ver weg. Als kind en als jong volwassene, begreep ik zo goed hoe gelukkig wij ons mogen prijzen. De generatie van na de oorlog, wellicht de generatie van voor de oorlog. Nooit heb ik me kunnen voorstellen dat wij een generatie kunnen worden van de oorlog. Een oorlog die we allemaal zien aankomen als er niet iets gebeurt. Maar ik weet ook niet hoe. Hoe we het moeten doen. Dus ik vertrouw zoals ik eigenlijk altijd vertrouw. Dat er na elke ziekte weer gezondheid komt. Dat er na elke poging tot haat zaaien, weer liefde geoogst kan worden. Dat iedereen zal leren en zich openstelt voor iets groters dan ons eigen miezerige bestaan.
Dat er een boodschap komt die we allemaal begrijpen.