Stel je voor. Je bent Oud. Je ligt in je mand want eigenlijk wil je alleen maar slapen en eten, slapen en eten. Je hoort niets meer dus de wereld om je heen lijkt een veilige. Geen vuurwerk meer, geen schreeuwende kinderen, geen bel die gaat in het huis. Eigenlijk heb je de wereld naar je hand gezet. Dus stel je voor, zaterdagavond, je dommelt wat, de doet je ogen open en staat oog in oog met Monster. Monster is Jong. Oud weet even niet wat ‘ie ziet, voor zijn mand staat daar zomaar uit het niets een harig ding te springen en hem uit te dagen om zijn luie nest te verlaten.
Maar Oud is ook Baas. Dus Oud tolereert Jong zolang hij zich gedraagt. Geen fratsen en zeker geen gebijt in de staart, ‘get a life’. Jong moet nog veel leren dus als hij na de zoveelste keer met een kort maar duidelijk signaal door Oud terecht gewezen wordt, ligt ‘ie als een wit verbaasd wolkje lager dan laag. Ze negeren elkaar de verdere avond. Tenminste, Oud doet dat. Jong wil nog van alles en vergeet snel de regels. Dus hij ligt voor Oud te kwispelen, blaft dat het een lieve lust is en roept wanhopig: ‘Zie me nu toch’.
Oud kwispelt wel. Zich volkomen bewust van de macht die hij heeft. Maar hij vergist zich, vrees ik. Jong wint altijd.