Gisteren blijf ik toevallig hangen bij een herhaling van het Koningsconcert van André Rieu vorig jaar. Het plein is afgeladen met oranje. Oranje vlaggetjes, petjes, hoedjes, t-shirts, klompen. Kortom, Nederland gaat uit zijn of haar dak. Een paar dagen daarvoor zagen we min of meer dezelfde beelden op de eerste Koningsdag en hieperdepiep, binnenkort spelen we weer ‘oranje’-voetbal.
Door de beelden raak ik zelfs een beetje ontroerd. Zo’n enorme verbondenheid raakt me, vind ik mooi, geeft me een trots gevoel.
Maar.
Tegelijkertijd vind ik het een vals gevoel, dat zogenaamde ‘wat-houden-we-toch-veel-van-elkaar-gevoel’, ‘wat-zijn-we-fijn-samen-gevoel’. Steeds vaker vind ik het een excuus om je te buiten te gaan aan drank en idiotie. De samenleving die we waren, zijn wel al lang niet meer. Er worden mensen buiten gesloten, we zijn niet allemaal gelijk, ons oranje lontje is korter dan ooit. Ik hoop echt dat we ‘oranje’ weer eens echt kunnen vieren. Vanuit ons hart en met een open blik naar buiten. Dan schaam ik me niet, als er een traan langs mijn wang biggelt. Transparant, zoals we kunnen zijn.