Hij kijkt me mysterieus aan. Welke kant ik op ga, zijn gekwelde, onschuldige jongensblik blijft mij achtervolgen. Hij hangt megagroot bij elke tram- en bushalte. Een mooie man, Matthijs. Maar ik heb er met mijn neus bovenop gezeten. Nog nooit heb ik zo’n gladde opgepimpte foto gezien. Geen rimpel, pukkel, krasje is er te vinden op zijn wang. Terwijl we toch wel degelijk zien dat ook hij de zwaartekracht van de tijd aan zijn hoofd heeft hangen.
Waarom doe je dit Matthijs? Zo ijdel ben je dus. En het is mooi hoor daar niet van. Maar ik zie toevallig al je foto’s op een rijtje en ze lijken behalve allemaal op jou, allemaal dezelfde uitdrukking te hebben. Je weet wel hoe het moet. Je bruine ogen, vragend. Je sensuele mond strak, wat vragende rimpels in je voorhoofd die jou helemaal niet ontsieren. Het geeft jou misschien een goed gevoel maar elke onschuldige openbaarvervoerreiziger voelt zich die dag ineens niet lekker in haar vel zitten. Dat komt door jou. Je draait door.