Ik heb deze week de documentaire Marte Röling en partners gezien en ben er nog steeds van onder de indruk. Zo zeer dat ik gisteren nogmaals met Vriendin meekeek die ik er op attendeerde. Röling woont en werkt met drie andere vrouwen, ooit allen geliefden van Henk Jurriaans.
Wat mij vooral zo treft is de harmonie waarin deze vrouwen leven met elkaar en met de kunst. In een prachtig groot huis dat bijna explodeert van kleur en kunst, kunst, kunst, werken ze samen om vooral Marte te helpen met de waanzinnige producties die zij maakt. Van ingetogen tekeningen, tot enorme bouwwerken die het atelier in worden gereden. Nergens proef je ook maar iets van jaloezie of afgunst. Het zijn allemaal kunstenaars, ook kunstenaars in ‘leven’ wat mij betreft. Hoe kleinzielig kunnen wij dan zijn?
Röling vertelt dat toen zij negen jaar was, zij zich ineens bewust werd van haar ‘zijn’. Ze stond buiten en keek naar het huis waarvan zij wist dat achter die muren, haar vader en moeder waren, een plek waar zij veilig was, maar dat zij buiten stond en zich een ‘ik’ voelde. Wat een prachtige herinnering en bijna jaloersmakend ook om zo bewust te zijn van jezelf, los van anderen en van wat anderen van je vinden. De liefde waarmee zij over haar vader spreekt is indrukwekkend. Laat staan de liefde die zij had, de eenheid die zij vormde met Jurriaans. Er worden foto’s getoond van hoe de vier vrouwen aan een tafeltje zitten voor de oven waar hun man/minnaar in wordt gecremeerd.
De passie waarmee gewerkt wordt, het beitelen, het houwen, het grove hakken, de angst om te beginnen aan een kunstwerk: je wordt er in meegezogen. Een oudere dame, deze Marte Rölling, maar wat een bikkel.