De aanslag op het meisje Malala maakt ons weer even wakker. Pakistan, waar vrouwen niet meer zijn dan vierderangs burgers. Gisteravond, tijdens Pauw en Witteman, legt Naeeda Aurangzeb, een Pakistaanse woonachtig in Nederland het uit.
Nu, zegt ze, roept Pakistan ook: de Taliban gaat te ver. Amerika, okee, maar ons eigen land?
Helaas, dezelfde mannen die dit zeggen, slaan ’s avonds hun vrouw naar eigen believen en dat vindt iedereen, mannen en vrouwen, heel gewoon.
Stel je voor, toestemming vragen om op bezoek te gaan naar een vriendin, om te winkelen, om uit huis te gaan?
We zien beelden van een vrouw die door haar man met benzine en zuur is overgoten waarna de schoonmoeder zo aardig was om er een lucifertje bij te houden. Te walgelijk voor woorden.
Naeeda steekt de hand in eigen boezem. ‘Wij, gematigde moslims, zijn te laf om iets te doen. We zijn bang. Als wij minder bang zijn dan kan het maar het moet uit de vrouwen zelf ontstaan’.
‘Wij zijn te laf’, wat een moed, denk ik, om dat te zeggen. Want daar zit ik in mijn heerlijke stoel, in mijn mooie huis, in een fantastische stad in een heerlijk land.
En dan een meisje van dertien jaar die haar mond opendoet en als dank een kogel in haar hoofd krijgt. Ze zal waarschijnlijk beter worden in het ziekenhuis in Engeland maar hopelijk heeft ze haar stem niet verloren.
Een diepe buiging voor dit meisje met die ongelooflijke kracht. En hopelijk vergeten wij, Nederlandse meisjes, het niet, doen we weer net of onze neus bloedt en we genoeg denken te hebben aan onze eigen zorgen. Zorgen? Bij Malala vergeleken is elke zorg hier prietpraat.