Ze zijn nu zo’n dag of vijf samen, Ami en de twee buurhondjes. Ze verschillen in alles maar vooral in temperament. Lola en Puk zijn van het vlugge en snelle, Ami is de bedachtzame en van het ‘eerst even rekken en strekken’.
Ami maakt zich nooit zo druk, nu ook niet. ‘Oh, wil je op mijn plekje op de bank, dat is goed hoor, ik zoek wel wat anders’. ‘Oh, vind je mijn mand fijner. Is niet erg hoor, ik ga wel in de gang liggen’. ‘Oh, wil je uit mijn bak eten, kom er maar bij hoor’.
Grenzen
Maar er zijn blijkbaar wel grenzen. Ami houdt niet van gedoe en aanstellerij. Puk daarentegen houdt er wel van. Ze piept en jankt nog voordat er iets gebeurt en zo hard dat je als onwetende hondenoppas het ergste vreest. Na een paar dagen weet je het. Als Lola als een bezetene naar de stofzuiger blaft is het genoeg. Ami komt de tuin uit rennen en plaatst zich letterlijk en figuurlijk boven het tweetal. Ze gromt een diepe, lage grom en zegt: ‘kappuh’, in goed Haags. Ze luisteren. Ami staat ineens hoger op haar poten. Als koning, keizer, admiraal sommeert ze het kleine spul naar buiten. Zelf gaat ze voor de deur liggen. Als een hoeder. En Puk en Lola wagen het niet langs haar te glippen. Pas als vrouwtje klaar is met stofzuigen staat ze op en maakt de weg vrij.
Beschermer
Ami’s gebrom is dieper en lager geworden. Als ze op het hondenveld in Monster loslopen en één van de hondjes wordt lastig gevallen rent ze er op af en bromt een vervaarlijk geluid. Ze beschermt haar adoptiezusjes als de beste.
Ook het spelen van de twee buurhondjes werkt aanstekelijk. Heel soms zie ik in Ami de pup omhoog komen. De ondeugende blik, de uitdagende houding. Ze bijt speels in één van de vier oortjes en wacht af. Ze kan wachten tot ze een ons weegt. Ami wordt geen speelkameraadje, dat is duidelijk. Thuisgekomen ploft ze naast Lola op de bank en sluit loddig haar ogen. Weer een dag voorbij en alles is goed gegaan. Ze bromt heel zachtjes van genot.