Ik sta niet bekend om de vrouw met de meest kleurrijke garderobe. Bij mij geen rood, geel, groen en paars. Als je mijn kasten openschuift beland je in een schemergebied tussen zwart en grijs, crème en bruin. Dat is het wel een beetje. Daar kan ik zelf, vind ik, nog heel aardig mee voor de dag komen. In gedachten hoor ik mijn moeder zeggen: “trek nu toch eens iets fleurigs aan, het haalt je zo op”.
Ook mijn zusjes verzuchten het en vriendinnen en collega’s, iedereen vindt eigenlijk dat een beetje kleur mijn persoonlijkheid beter doet uitkomen. Ondanks mijn stemmige buitenkant vind ik mezelf geen kleurloos type en daar draait het toch om (herhaal ik als een mantra in mijn hoofd).
Eind januari was ik met Vrouw & Co in Handel. De eerste dag waren we in Gemert waar we gingen shoppen. Bij boutique Monique, gebeurde het. Vrouw & Co ging zich met mij bemoeien. Er werden me kleurige vestjes, blousjes en sjaaltjes in de handen gedrukt. G. ging ver. Ze duwde me voor de spiegel en hield een felblauw vestje onder mijn onwillige kin. “Kijk nou toch, wat het met je doet.”. Ik vond het lief van G. want ondanks mijne stoere houding en bijna onverschillige blik zit er diep in mij een heel klein meisje dat wel wil maar niet durft. Uiteindelijk hield ik twee vestjes over, een (oud) roze en een mooie blauwe.
“Welke zal ik nemen,” vroeg ik hen.
“Beide”, klonk het eenduidige antwoord.
Nu liggen er op mijn kast twee gekleurde items die ik ooit ga dragen. Ik denk dat ik in Griekenland begin. In de zon en wat kilo’s lichter.
Wat is er nu zo eng aan kleur dragen? Ik heb vriendinnen die het presteren om tien kleuren tegelijk te dragen, in het haar en in de kleding. En ik vind het leuk. Dat ik daar als grijs muisje tussen in figureer, neem ik op de koop toe. Heel veel anders zal het ook niet worden, vrees ik maar Griekenland wordt het moment om de grenzen te verleggen.
Kleuren wordt een werkwoord.