We vertrokken gisteren vanaf ons idyllische plekje in Pugglia richting Napels. Van te voren hadden we elkaar al gewaarschuwd: mooier dan dit wordt het nooit.
Het appartementencomplex ligt er bij alsof iedereen met vakantie is: uitgestorven. Geen uitnodigend welkom, laat staan een deur die open gaat.
We bellen een paar keer aan en zien de grote, ijzeren deuren open gaan. Een meisje ontvangt ons en wijst ons het verblijf. Geen kip bij het zwembad, geen kip anywhere. We vragen of er meer gasten zijn. ‘Not many’, zegt ze.
En waar ik me de hele week al verheug op de WiFi blijkt er alleen WiFi bij het zwembad. Je hoeft nog net het bad niet in om een streepje te ontvangen. Als ik het bed voorzichtig bevoel, zwenkt het het hele zootje van links naar rechts. De houten pootjes kunnen nog weinig verdragen. Het meisje vervangt het bed.
We zoeken ’s avonds een restaurant. We zijn de eersten of de enigen. Als echte hongerige Hollanders vinden we acht uur een redelijke tijd. We worden in een grote zaal aan tafel gezet. Meerdere gezinnen komen binnen. Families met kinderen. Ouders nemen plaats en kinderen nemen het restaurant over. Gillend, vechtend, spelend. De ouders kakelen druk met elkaar en wij worden stil. We zien meer mensen het restaurant binnen komen maar die verdwijnen in een ander deel. Daar rekenen we later af en zien tot one verrassing een sfeervolle ruimte waar volwassen mensen dineren. Er hangt geen bordje ‘only for Italian people’ of ‘no children please’ maar het is er zeker een stuk aangenamer. In de regen lopen we terug naar ons huis.
Ik ga niet eindigen in mineur want ik weer dat zeuren een oer Hollands gezelschapsspel is. ’s Middags ontdekten we tot onze verrassing een geweldig strand waar we zo naar toe kunnen lopen. Zo mooi kan het ook zijn.