Zei gisteren een vriendin tegen mij. ‘Jij hebt een goeie nee, duidelijk, zeker’. Heb je ooit zo’n compliment gehad? Van alles is er ooit wel eens tegen me gezegd maar dat mijn ‘neen’ goed was?
Het heeft alles te maken met ‘nee’ zeggen tegen Hond. Ik was trots en zei het zelfs later nog tegen Vriendin dat J. gezegd had dat… Hoe erg kan het zijn met je.
Waarom was ik daar toch trots op dan?
Omdat ik niet bekend sta als het meisje met een goede nee. Daar zit ook gelijk de crux. Want hoe goed mijn ‘nee’ ook klinkt, het is maar een moment. Kijkt Ami mij even aan met die ogen van hiernaast dan is mijn nee vooral een poging om mezelf te overtuigen.
Standvastig kan je mij niet noemen, niet tegen Ami maar eigelijk is standvastigheid gewoon helemaal geen karaktertrek van mij. Neem kerstkaarten. Al zeker vijf jaar kondig ik aan geen kerstkaarten te versturen want onzin, want zonde, want gewoon. Maar als de eerste kerstkaart in de bus valt van iemand die we niet zo vaak zien dan begint het al te misten in mijn hoofd. Moeten we dan toch?
Ja, we moeten toch. Dus als een gek een versje maken, een kaartje maken, printen, zegels kopen waarvan we er al jaren teveel kopen en waarvan er dus ongetwijfeld nog tientallen in laatjes liggen (maar die gingen we pas na de kerst opruimen), adressen zoeken, schrijven, posten.
Dat onstandvastige van mij heeft ook een voordeel. Vriendin en ik hebben toch een paar dagen genoten van het vooruitzicht geen kerstkaarten te sturen. En uiteindelijk hebben we ook weer genoten van het toch wel doen.