Gisteravond laten Vriendin en ik onze hond uit. Verrassend veel mensen nemen automatisch afstand, wij van hen, zij van ons. We knikken elkaar vriendelijk toe: ‘het ligt niet aan jou, maar aan de situatie’.
Vlak bij ons huis horen we achter ons twee meiden praten. Druk, druk, druk. Over van alles maar niet over corona hebben ze het. Hun voetstappen naderen sneller dan ik wil. Ik werp een blik naar achter en schat in dat ze me ‘nu’ gaan inhalen. Ik houd in omdat zij dat niet van plan zijn. Ook Vriendin die voor mij loopt houdt in.
We bijten op onze tong om hen niet iets toe te bijten. ‘Je bent een rund als je met anderhalve meter stunt’. Zoiets. We zijn totaal lucht voor hen. Ik vermoed dat als je ze dertig seconden later vraagt of ze nog mensen zijn tegengekomen, zij hun schouders ophalen. ‘Nee, we liepen alleen op de wereld’.
Alleen op hun wereld
En eigenlijk begrijp ik het wel. Hun wereld met hormonen, met jongens, met meisjes, met kleine en grote levensvragen, met ouders en andere volwassenen die van hun iets verlangen dat we misschien wel niet kunnen verlangen. De hoofden en harten van vijftienjarigen zijn nog niet klaar voor het grote stilstaan. Juist deze groep kijkt echt ’s avonds niet naar al die programma’s die ons in woord en beeld laten zien in welke crisis we zijn beland. De lente roept. De zon schreeuwt je toe dat je naar buiten moet, je jas uit, je armen wijd, vrij zijn.
Hoe bereiken we toch deze groep? Niet door wijsneuzerige volwassenen zoals ik of een premier of een huilende IC arts. Misschien een oma of opa waar ze veel van houden, een rapper die zij aanbidden, een grote bek in hun midden die als natuurlijke leider het voortouw neemt. Maar laat het asjeblieft niet een leeftijdsgenoot zijn die geveld wordt door deze stille vijand. Dat niet.
Stickers
Ik zou grote stickers willen hebben die je op je jas kan plakken. Aan de voorkant staat dan zoiets als: ‘Ik ga voor jou opzij’ en op de achterkant ‘wil je asjeblieft afstand houden’. Met een lachebekkie of een kus, een hartje, een ‘dank-je-wel’. We maken die stickers zo groot en op een soort van spiegelmateriaal dat iedereen zichzelf terugziet. Een lachspiegel. Ik vermoed zomaar dat die twee meiden zichzelf hadden gezien. Dat de een de ander aantikt en zegt ‘Jezus, wat zit mijn haar stom’.
1 reactie
Klopt, op die leeftijd dringt gevaar niet echt binnen, de hersenen zijn nog niet klaar voor. Zelfs niet als het om levensgevaar gaat. Ik heb zelf twee kleindochters van 13. Gelukkig begrijpen ze het een beetje en luisteren ze naar de adviezen, maar ze vinden het vooral saai en stom. Ik kan het zó begrijpen.