We zijn bijna aan het eind van de Olympische Spelen 2016 en het is goed. Het is allemaal goed met dat gesport en gewin en verlies en gedoe. Ik ben tenminste wel verzadigd. Nog een dag of wat en dan is al het goud uitgedeeld en kan iedereen naar huis. Opnieuw beginnen of stoppen.
Ik betrap me er op dat ik het ene goud hoger inschaal dan het andere. Ik schreef al eerder over judo en over de volgevreten Aziatische dames die als een blok beton aan de grond genageld staan en dan een boer laten waarmee de tegenstander gevloerd wordt.
Noemen we hen ook atletes? Volgens mij wel. Het beeld van een atleet ziet er bij mij anders uit. Is slank, gespierd, lenig, krachtig, flexibel en daagt het lichaam uit tot het onmogelijke. Niet dat het ene onmogelijke lichaam het andere onmogelijke lichaam uitdaagt.
Op de balk staan en daar je kunstje doen vind ik topsport. Je moet niet alleen blijven staan, je moet ook nog dingen doen. Springen, draaien, wiebelen, huppen. Wat anderen (niet) op de vloer kunnen doe jij op een stukje hout van enkele centimeters breed. Onder hoogspanning ook nog want het gaat ergens om. En dat is zo bij alle turnonderdelen. En dan krijg je bij het turnen ook nog eens Hans van Zetten cadeau. Hij vertelt ons wat de turners doen. Als hij zegt: ‘wat een geweldige amplitude!’, dan denk ik, ja zeker geweldig en ik heb geen idee wat het is en dat is helemaal niet erg. Hans weet het wel.
Ik kon het niet laten heb het opgezocht. Wist je dat je interne en externe amplitude hebt? Er zijn veel definities van, het heeft te maken met evenwicht, reikwijdte, trilling, hoogte, kort gezegd: de maximale uitwijking van af het evenwichtspunt van een trillend object.
Zo, nu jij weer.