Vanmorgen doorloop ik zoals altijd mijn werkdagritueel. Opstaan, naar beneden strompelen, koffie, naar boven hijsen, douchen, lijntje trekken, kusje geven en naar beneden. Daar maak ik mijn brood klaar, pak mijn tas, lummel wat heen en weer, neem beslissing over fiets of tram en mijn dag kan beginnen. Vanmorgen moest ik nog even naar boven. Als ik beneden kom zie ik Hond ijverig in de weer met mijn brood. Al drie heeft hij naar binnen gewerkt, korstjes heeft hij laten liggen, hij doet zijn uiterste best om de laatste boterham uit het zakje te peuteren.
Hond is Doof. Hond is slechtziend. Hond ziet mij niet aankomen met mijn sjagrijnige hoofd en mopperende gil. Ik duw hem hardhandig opzij en hij maakt een hapbeweging naar mijn hand. ‘Zie je niet dat ik bezig ben’, lijkt hij te zeggen.
Ik raap de korstjes op, maak opnieuw brood klaar en zie hoe Hond nog eenmaal mijn tas en tafel controleert. Niets aan het hondje. Handje. Bedoel ik.