Gisteren was het de laatste dag voor de ‘wijkers’. De mensen van de wijkredactie op de krant. De rubriek verdwijnt en daarmee ook de mensen die er aan werkten. Nooit eerder heb ik mensen met een stillere trom zien vertrekken. Grote kans dat pas na een week of wat, de lege bureaus opvallen aan het einde van de zaal.
Wij, de wijkcollega’s, kijken elkaar aan met toch een blik van spijt. Jammer dat het over is. Apart hoe snel je went aan elkaar, aan nieuwe collega’s, aan mensen die lukraak bij elkaar worden geplaatst en dan toch gewoon een team vormen. Dat vind ik altijd het verrassende aan groepen. Hoe we compleet verschillend een eenheid vormen door wat er niet toe doet, los te laten.
Afscheid
We praten over afscheid, over dat niet willen, over niet los willen laten, om vast te willen houden aan iets wat zekerheid geeft. En ik realiseer me hoe vaak ik al afscheid heb genomen. Soms met een ferme handdruk, vaak met een knuffel, soms met een traan of met woede. Maar ook een enkele keer zonder afscheid te nemen, te vluchten en te rennen.
Dag
Ik heb geleerd dat behoorlijk afscheid nemen belangrijk is. Dat je door oprecht ‘dag’ te zeggen ruimte schept om te begroeten en te ontvangen. Dat is ook het mooie van het woord ‘dag’. Het is een komen en gaan in één woord, ontvangen en geven, omarmen en loslaten. Afscheid nemen is vertrouwen. Vertrouwen op nieuw en op wat er komen gaat. Vertrouwen op jezelf. En zolang we onszelf niet met stille trom verlaten is er eigenlijk niets aan de hand.