Sinds kort heb ik een persoonlijke chipkaart voor het reizen met openbaar vervoer. Het handige hiervan is dat je toestemming kan geven om, elke keer als het saldo ontoereikend dreigt te worden, er automatisch een bedrag van jouw rekening wordt overgeschreven. Wat een heerlijkheid is dat. Ik merk nu al dat ik onbevangener in- en uitstap, bijna met een binnenpretje van ‘mij pakken ze niet meer’. Ben ik ooit gepakt? Nee, maar de kans was er meerdere keren heel erg omdat ik geen zin heb om elke keer mijn kaart op te laden en dan denk: dat ene ritje red ik nog net.
Al die handigheidjes van het leven omarm ik. Zo zag ik net op televisie de ultramoderne caravan waarbij alles vanaf de Ipad wordt geregeld. Een supersonische inrichtingen met natuurlijk alles led wat er blinkt. Een knoppie voor dit en een knoppie voor dat. I love it.
Er zal een dag komen dat het mij niet meer zal boeien. Dat ik misschien ook wel mijn schouders optrek en denk: ‘geef mijn portie maar aan Fikkie, of, erger, het zal mijn tijd wel duren’. Dat is errug toch. HET ZAL MIJN TIJD WEL DUREN. Als ik dat ooit zeg, wil je me dan een schop onder mijn kont geven?