Morgen is het 1 maart. In mijn hoofd en hart is het dan lente. Maar ergens hebben ze iets anders bedacht. Deze laatste week van februari. Is het ineens gaan winteren. En ik ben er niet van. Winteren.
Nu heb ik een hond die helemaal voorbereid is op dit weer. Dubbele vacht, een immer beschikbaar bontjasje waardoor zij nergens voor terugdeinst. In dit weer wil zij juist uit. Lekker lang en lekker overal stilstaan om te snuffelen aan bevroren lekkers.
Ik kleed me dik aan. Alles behalve een muts want dan maar doodvriezen is het motto. En buiten spreek ik mezelf moed in. ‘Kom op meid, kijk om je heen, zie en voel het zonnetje op je huid. Koud? Wat is nou koud?’. En we lopen verder, Ami en ik. Om de dertig seconden moet ik alles in mijn hoofd aan gedachten de laan uitsturen want ze gaan nergens over dan ‘koud’ en ‘bah’. ‘Niets bah, gezond, zet je voeten stevig neer en wandel in dit heerlijke land van je’.
Hondenuitlaat
Zojuist kwam G. binnen van de hondenuitlaat. Vandaag niet echt nodig maar al besproken. We praten wat. Hij laat (bijna) al zijn lagen onderkleding zien en ik wens hem sterkte en zwaai ze uit. G. en A. GA inderdaad. Ga maar lekker naar buiten.
Ik ben een januari-meisje en eigenlijk denk ik dan dat je dan juist tegen de winter moet kunnen. Niets is toeval toch? Je kiest je ouders, het land, het klimaat. Maar bij mij is er een foutje gemaakt. Gezin klopte en het land in de zomer ook maar verder?
Bloempjes
En ik zie bloempjes bevroren het kopje laten hangen. Zij waren ook te vroeg met juichen en moeten dat bekopen. Ik heb tenminste nog een warm huis. En als ik nu mijn hoofd naar rechts draai zie ik een wit ‘buiten’. Het zonnetje schijnt. Er dwarrelen wat verloren sneeuwvlokjes die niet weten waar neer te dalen. Een prachtig gezicht, ik kan niet anders zeggen.
Ik houd er van om naar de winter te kijken. Maar laat mij er verder buiten.