Gisteren al al geschreven over onze aardige loodgieter. Hij is nog steeds aardig en we wisten ook niet dat we hem een heel weekend mochten houden. Zijn spullen heeft hij achter gelaten zodat onze woonkamer een opslagplaats lijkt want zo zei hij trots: ‘er ligt niets meer in m’n wagen’. Dat klopt, dat ligt nu bij ons. Na eerst verschillende gaten geboord te hebben in de muren van boven naar beneden blijkt het lek helemaal beneden onder de grond, te zitten. Bij de bouw hebben ze de leidingen lekker in het beton gegoten, dus tel uit je winst.
Nog veel meer technische verhalen kregen we te horen. Hij heeft het zelfs getekend. Als twee blonde nono’s knikken we en denken we: ‘het zal wel, maar fix het’.
Met emmertjes water spoelen we onze plasjes door en hopen op een net zo’n beste stoelgang als altijd, niet dus. Maar je zal net zien…
En ik weet het, er zijn ergere dingen, veel erger. Maar met het uur ging gisteren ons toch best wel opgeruimde karakter (van Vriendin dan) in een noodtempo naar beneden. De loodgieter is aardig maar hij moet ophouden met mompelen: ‘Yes, dit gaat lukken’ om dan uit te roepen: ‘Godsamme, dit is echt een probleem’.
Toen hij gisteravond wegging met de belofte om vandaag weer terug te komen sprak hij de wijze woorden: ‘En dan maar hopen dat we het lek boven water hebben’. Ik snap nu pas de strekking van dit leuke gezegde.