Elke morgen als ik naar de tram loop, ben ik weer verbaasd als ik de hoek om ga en mij plotseling in een andere wereld waan.
Waar ik ook kijk: eenden. Grote, kleine, mooie en lelijke. Tussen de vele eenden door lopen de ganzen en zwanen, statig, wakend over de meute. Nu wilde ik al eerder hierover schrijven maar de waarheid is dat ik nog geen onderscheid kan maken tussen een eend en een fuut. Om dan te schrijven over vogels… Maar vanochtend was het weer zover. Ze lopen over de straat alsof het van hen is. Het is nog een wonder dat ik er door mag. Elke keer verwacht ik dat ze op één moment zich verzamelen en, als in een afschuwelijke horrorfilm, op mij af komen rennen, mij insluiten en me gaan pikken. De kleintjes beginnen aan mijn voeten, de brutalen springen op mijn schouder en trekken de geblondeerde haartjes een voor een uit mijn kop. Ze vreten me op. Helemaal. Er wordt niets meer van me teruggevonden. Tot de volgende argeloze voorbijganger hetzelfde overkomt. Verdwijnt. Op klaarlichte dag.
Daar denk ik dan zo over na. Gewoon op een doordeweekse dag.
Net even gegoogled op eenden. Verder als groot en klein kom ik niet, maar nu is dat over. Wat dacht je van kuifeenden, bergeenden, pijlstaarten, zaagbekken, eidereend, de smient, tafeleend, krakeend, zwarte zeeëend, de wintertaling!
Dan kan je ze nog eens opdelen in soorten ook: grondeleenden, duikeenden en fluiteenden.
Ik ga van mijn ochtendmoment iets moois maken. Ik ga er van leren. Zulke dingen komen niet voor niets op je eendenpad!
Wordt vervolgd.