Een hele tijd geleden waren Vriendin en ik in Maastricht en kochten daar in een winkel een leuk, duur ding. Duur, dat bleek wel want wij kregen er twee potjes bij met suiker en geroosterd zout. Twee mooie potjes, potjes die je in een hebbenwinkel koopt voor best een pittig bedrag. Dat wij twee potjes ‘kregen’ ter waarde van 30 euro, vergulde mij zeer. Ik kan er niets aan doen, mijn ogen worden groter bij gratis, bij mooi, bij duur, bij merk. Stom, ik weet het. Totaal onbelangrijk, ik weet het. Maar het is genetisch, waarmee ik bedoel te zeggen dat ik er niet zo veel aan kan doen. Ik besef wel direct, dat wil zeggen: na ontvangst, de betrekkelijkheid van dit alles.
De twee potjes staan leuk te staan in de keuken. Wekelijks stof ik ze af. Heel af en toe open ik ze en neem een korrel tussen mijn vingers en lik eraan. Ik weet niet zo goed wat ik er mee moet eigenlijk. Maar je gooit niet zomaar twee van die potjes weg. Toch?
Volgende week misschien.