Naar de huisarts gaan tegenwoordig is geen peulenschil. Niet alleen moet je heel goed weten wat je mankeert of denkt te mankeren, je moet ook in kunnen schatten hoeveel tijd je nodig denkt te hebben. De vriendelijke doktersassistente heeft plaatsgemaakt voor een jonge drilofficier die afgemeten een aantal vragen stelt.
“Waarvoor komt u?”
“Ik wil iets voor datte en iets voor ditte”
“Dan moet u een dubbele afspraak maken. En datte? Wat heeft u dan? En hoe vaak heeft u datte al?”
Soms heb je iets dat je nog net aan de huisarsts zelf wilt vragen maar echt niet aan de assistente die de telefoontjes aanneemt.
“Datte bespreek ik liever met de huisarts zelf”, mompel je dan.
Ze hangt de beledigde onschuld uit maar de afspraak staat. Dubbel hoefde niet, vond zij.
Dan zit je in de wachtkamer. Je twijfelt of je niet alvast je kleding uit zal trekken, want dat scheelt straks weer in tijd. Die tijd kan je mooi gebruiken om woorden te vinden voor je klacht. Maar ja, je kleding uittrekken voor ditte is wat overdreven.
De huisarts haalt je op. Ze roetst langs je klachten en voor je het weet sta je weer buiten. Met een verwijzing, met een recept. Je kijkt op je klok.
Verdorrie, ik heb nog drie minuten. Mag je die opsparen? Zuster?