Als ik, zo in de schemer nog, naar mijn werk fiets, zie ik veel fietsen voor huizen, tegen bomen, aan palen. Ik betrap me er op dat elke keer als ik heel veel (oude) fietsen bij elkaar zie staan, denk: ‘wat gezellig hier’. Dat kan al bij twee fietsen die tegen elkaar aan staan, dan denk ik: ‘die zijn samen’. Een stuk of tien fietsen, schots en scheef door elkaar: een groep jongeren die uit zijn geweest. Of studenten die hier op een lullig kamertje wonen. Fietsen naast elkaar tegen de kerk aan: eenzame mensen die geborgenheid zoeken (en vinden natuurlijk). De weg door het centrum van Den Haag kent veel ophoopplaatsen van fietsen. Ik zie het graag positief. Het heeft niets te maken met geen berging hebben, geen eigen paal voor je fiets, geen plek om de fiets te stallen, een gedoe om je fiets omhoog te sjouwen op die smalle trap waar iedereen z’n rotzooi neerpleurt, geen geld voor een auto, een nieuwe fiets. Nee, die gezelllige fietsen staan voor ‘samen’.
Knus, warm. Stuur in stuur, trapper tegen trapper. Gedeelde fietsketting is gedeelde smart.
2 reacties
Bij dit stukje moet ik denken aan een opdracht die ik vorig jaar moest uitvoeren voor een klant – de dienst Stadsbeheer van de gemeente Den Haag. Er moesten zadelhoesjes worden geproduceerd, 10.000 stuks. De omschrijving van de opdracht heette: Weesfietsen. Dat vind ik een zielig woord – weesfietsen. Fietsen die geen ouders meer hebben! Ik denk daarom liever aan wat jij schrijft over de fietsen die je tegenkomt op weg naar kantoor: samen, geen wees.
slijmerige gedachte
ik denk bij fietsen altijd aan mijn fietsenmaker
een sacherijn die nooit tijd voor mijn fiets heeft
hoe klein het mankement ook is, altijd zegt hij kom
morgen maar eens terug, kijken of ik nog een gaatje tussendoor heb.