Ik dacht toch wel alle gevoelens zo’n beetje gevoeld te hebben in mijn leven. Liefde, verdriet, pijn, geluk, levenslust, levensonlust, woede, angst, depressie. Ik ken het.
Maar van de week met hond Ami, voelde ik iets dat ik niet ken. Een onvoorstelbaar groot gevoel van verscheurde liefde. De groots mogelijke combinatie van al die gevoelens hierboven beschreven, zeg maar. Er werd, zomaar, een pad van de buitenwereld geopend tot diep in mijn hart, waar ik niet wil voelen. Niet wil zijn. Niet omdat het lelijk is maar omdat het zo in en in, mooi is.
Zoals het hart op het plaatje hier boven. Een heelheid en eenheid in stukken. En ik dacht, ben ik nu zo’n malloot die meer van hondjes gaat houden dan van mensen? Moet ik naar een psychiater? Hoe plaats ik dit. Hoe praat ik over wat zo groot is maar te banaal bijna om woorden aan te geven. Gelukkig was Vriendin er waar ik schoorvoetend dit gevalletje van voelen aan voorlegde. Ze lachte niet, keek mij niet gek aan, begreep er wel iets van, zei ze. En toen begreep ik het ook.
Door een gevoel van liefde toe te staan, onvoorwaardelijke liefde, werd met tederheid getoond hoe dat eigenlijk zou moeten. Houden van. Open stellen. En door een puppy, met ogen die alleen maar kijken maar niet oordelen, zich overgeeft aan mij, mens, voelde ik de verantwoordelijkheid tot lief hebben. Net zoals de aanblik van een baby doet bij mij. De puurheid, het zijn, het net zo goed niet-zijn, het nog niet vinden van een mening, het nog niet kennen van woorden die toch net niet zeggen wat het zou moeten zijn.
Misschien begrijp je er niets van. En nee, honden zijn niet belangrijker dan mensen. Ik zou alleen graag die liefde die ik wel toe kan staan bij puppy’s en baby’s, graag meer ruimte willen bieden. Want ik weet nu wat ik al wist maar vergeten was. Het is er wel.