Stel je voor. Je bent zeven weken oud. Je zit in een bench met je vier zusjes. Je moeder komt zo af en toe nog in je oortje bijten. Je ligt op elkaar, naast elkaar, in elkaar. Je stoeit, je eet, je drinkt wat. Naast je liggen nog zes jongere puppy’s die je nachtelijke rust verstoren. Eerlijk gezegd is het een beestenbende. Maar wel jouw beestenbende.
Dan komen er twee mevrouwen uit Den Haag. Met een witte auto. Ze nemen je mee. Je moet heel lang op schoot zitten. Je valt in slaap op de bank naast die ene mevrouw. Je snapt er niets van. Als je eindelijk ’thuis’ bent, zeggen ze, nemen ze je in hun armen mee naar buiten. Buren komen links en rechs aan je snuffelen. Ze vinden je een knapperd. Je trilt van de ‘sjenuwen’. Dan ga je naar binnen. Wat zie je? Een bench. Die ken je wel. Je neemt een spurt naar binnen en gaat lekker liggen op het kussen. Een troep vind je het. Al die speeltjes waarmee die mevrouwen je proberen te verleiden. Mijn hemel, laat me met rust, denk je.
Ach arme Ami. Zo jong en dan dat gesjouw met jou. ’s Middags lig je als een duf konijn wat voor je uit te staren. Geen beweging is er in je te krijgen. Wij vragen ons af of je gewoon een moe hondje bent of dat dit je karakter is. Niets ondeugd, niets slopen, je lijkt de braafheid zelf. Maar gelukkig. Na wat uurtjes slaap komt het beest in jou naar boven. Vind je onze pantoffels de lekkerste die er zijn. Ontdek je de tafelpoot van hout en weet je echt niet wat ‘nee’ betekent. Je speelt, je valt in slaap, je speelt, je slaapt.
Als ik vanochtend slaperig naar beneden kom, grom je lichtjes vanuit de bench. Ik begroet je en je veert op. Je staart slaat als een helicopterpropeller in het rond. Het is feest. Voor jou en voor mij.