Gisteren een Koninginnedag in de zon. Zoals het hoort in bijna mei. Vandaag is alles anders.
Ik sta helemaal klaar om op de fiets, eindelijk op de fiets te gaan naar mijn werk. Dan hoor ik het rommelen. Niet een beetje maar een beetje heftig. Alles weer uitpakken en toch maar met de randstadrail. Grote paraplu mee, zo’n stormding van zens. Ik gebruik hem te weinig zodat ik nog geen manier heb gevonden om de paraplu zo weer in te klappen dat ik niet zeiknat wordt. Dat lukt nu dus ook niet. Bij het sluiten van het wonderding word ik net zo nat als dat ik zonder paraplu gewandeld had. Beladen met tassen, druppend haar en natte paraplu stap ik in. Waar is mijn in- en uitcheckkaart? Eindelijk gevonden. Lezen. Goed boek.
Ineens besef ik dat ik er al ben. Waar is de tijd gebleven? Ik pak in een noodgreep alles bij elkaar, weet nog net uit te checken en sta verdwaasd op het Spui. Hier werk ik, dus dat is goed.
Ik zak bijna door mijn knie vanwege een enorme pijnscheut en strompel het stadhuis in. Buiten is het donker, raar donker. Dit wordt zo’n rare dag. Dat voel ik aan alles. Ik ben er niet helemaal bij en dat is toch wel een vereiste voor een gewone werkdag. Maar een dinsdag op zijn maandags, dat kan niet goed gaan.
Een ding is goed. Mijn zus is jarig!
1 reactie
Je gaat bijna geloven dat er zoiets bestaat als een oranjezonnetje.