De Slek. En een spraakgebrek

Ik slis. Ben er al zo aan gewend geraakt dat ik soms denk dat ik er vanaf ben. Maar dat is niet zo. Hier, vlakbij Echt, ligt het plaatsje Slek. Een echte slisseraar wordt bij het uitspreken van Slek meedogenloos met de neus op de feiten gedrukt.

Vriendin en ik vinden Slek ook zonder het slisgevaar, een vieze naam. Dat heb je soms. Dan is het woord van zichzelf al smerig. Dat het mij bij het uitspreken ervan direct ook nog eens doet ervaren dat ik een spraakgebrek heb, maakt het er niet beter op. Het ligt aan de combinatie van de ‘s’ en de ‘l’ vlak achter elkaar. De tong moet dan bijna op een zelfde plek in de mond acrobatische toeren uithalen die lastig zijn. Het lukt ook bijna niet zonder te spugen. Door het zo overduidelijk horen van mijn eigen geslis gaat direct het luikje open naar de spraaklessen van lang, lang geleden. Ik plaats mijn tong achter mijn tanden en herhaal ‘Slek, slek, slek’. Het klinkt als Schlek. Dat klinkt helemaal niet gek, minder vies ook.

Die spraaklessen hebben niet geholpen. De kunstmatige klank van wat een juiste s moest zijn, vond ik erger dan het geslis. Maar wie heeft het woord ‘slissen’ bedacht?
‘Wat kan ik voor u doen?’
‘Ik slis’.
‘Ja, dat hoor ik’.

Zo’n soort woord is ook stotteren. Wat zullen de bedenkers van deze woorden een lol hebben gehad.

Wij moeten, om terug op onze vakantiebestemming te komen, door het plaatsje Slek rijden. Maar we vergeten elke keer dat er een bord staat met een wegversperring. We kunnen niet in Slek. Ik vind het niet erg. Ik wil niet in Slek.

Oefening voor lispelaars/slissers
Sluipertje het slimme slakje sleept een sleetje over het slijk. Nu sliert dat slimme Sluipertje met zijn slofjes van de slappe dijk.

 

1 reactie

Neeltje 14 september 2020 at 21:47

Ik red het geeneens met die oefening. 😉

Reply

Laat een reactie achter

Deel dit met jouw vrienden