Vrijdagochtend, iets over achten, tram 2 in Den Haag. Grijze mensen bij de halte. De laatste werkdag van de week. Nog een keer zwoegen ze naar kantoor.
Ik heb altijd mijn zitplek want het is pas halte twee van deze tram, dus nog rustig.
Ik zit het liefst verborgen, tegen het raam aan met mijn e-reader in de hand. Zo ver weg ben ik dan van de feitelijke bezigheid dat ik vaak niet doorheb hoe de tram gedurende de rit, volloopt met mensen van de dag.
Meisje
Naast me ploft een meisje van een jaar of zestien. Een grote, zwarte shopper als handtas op haar schoot. Ze drukt tegen me aan, lichaamscontact dat ik altijd heel onplezierig vind maar meer naar het raam opschuiven gaat nu eenmaal niet. Het maakt wel dat ik loskom van het verhaal en zijdelings een blik werp op de indringer. Ze graait in haar tas en door de geluiden die ik hoor weet ik dat haar tas vol is met veel.
Spiegel
Ze tovert een spiegel tevoorschijn. Geen kleintje. Dan volgt er van alles aan make-up, kwastjes, lipsticks, tangetjes en dingetjes die ik niet ken. Volkomen op haar gemak brengt ze de make-up aan op haar net-wakker gezicht. Blijkbaar een ochtendritueel waar zijzelf volkomen vertrouwd mee is. Ik werp af en toe een blik opzij en zie haar getuite lippen in de spiegel. Ik kijk om me heen en zie allemaal mensen staan die niet naar haar kijken. Vooral niet naar haar kijken.
En ik herken het niet durven kijken terwijl de hele show wel om publiek schreeuwt. Hoe krijgt zo’n meisje het voor elkaar dat iedereen in de tram haar haar ding laat doen en wij ons eigenlijk schamen omdat we zo dicht bij haar privé komen? Vergelijkbaar met als twee mensen voor je plotseling hartstochtelijk gaan zoenen: we kijken een andere kant op.
Alleen op de wereld
Het meisje is zich nergens van bewust. Ze plamuurt rustig verder, onwetend van de onhandige gevoelens en gedachten van haar medereizigers, die ik natuurlijk ook maar vrij interpreteer. Haar echte leven begint straks pas, als ze arriveert op de plaats van bestemming, de deuren zich openen en zij, opgepoetst en wel, haar voeten in de dag zet.
Ik zal dat moment niet meemaken, want ik moet er eerder uit. Als ik opsta, zucht ze verveeld en schuift haar mollige benen iets opzij zodat ik me er langs kan wurmen. Nog steeds kijkt ze niet op. Gefixeerd is haar blik op de spiegel en op het potloodje in haar hand.
En ze heeft werkelijk geen idee wie er naast haar heeft gezeten en wie er nu een blog schrijft over haar ochtendontwaken.