Ik rijd op zaterdag samen met I. naar Amersfoort, onderweg voor de opleiding. Ik voeg in richting Zoetermeer. Voor mij rijdt een auto best wel langzaam, waardoor ik op de rem moet trappen. In mijn achteruitkijkspiegel zie ik hoe een grote vrachtwagen mij nadert.
Dus ik zie de auto van een afstand naderen. Ik zie ook hoe de chauffeur bijna mijn achterkantje aantikt en geen zin heeft om af te remmen. Had ik een trekhaak aan mijn auto, dan had ik h’m mee kunnen slepen. De vrachtwagenchauffeur toetert een paar keer.
I. oppert nog dat het misschien een welkomsgroet is naar een andere vrachtwagen die ons rechts passeert. Maar hij toetert nog een keer. De schrik zit er bij mij goed in. Wat is er aan de hand?
Inhalen
Op de snelweg haalt hij mij in om naast mij druk naar zijn voorhoofd te gebaren. Hij is b o o s.
Wij blijven in totale verbijstering achter, terwijl hij nog eens gaf geeft. Totaal geen idee wat hier nu aan de hand is. Heb ik iets stoms gedaan waar ik niet zoveel stoms kon doen? Of zat ik hem gewoon dwars op deze vroege zaterdagochtend?
Toch ga ik er, en niet alleen voor het gemak, van uit, dat ik niet iets raars deed. Ik vermoed een ochtendhumeur van de boze man, een frustratie over niet door kunnen rijden, een zere blaas of een krijsende vrouw aan de telefoon. Maar ik krijg de schrik niet uit mijn lijf. Dus grote, boze vrachtwagenchauffeurs, ik ben niet op de wereld gezet om jullie dwars te zitten. Misschien heb ik iets gedaan wat niet handig was of misschien had jij je dag niet. Maar dat opgefokte gedrag dat je liet zien vind ik persoonlijk nogal kinderachtig.