Zoals vele Nederlanders heb ik gisteravond gekeken naar de finale darts waar van Gerwen wereldkampioen werd. Voor deze wedstrijd versloeg hij Raymond van Barneveld.
Die wedstrijd was een kraker. Beiden gooiden zo ongelooflijk goed dat het gewoon eng was om naar te kijken. Van Barneveld leek bevangen door het geluksgen. Zijn binnenpretjes, zijn twinkelende ogen en de dubbels die hij bijna vanzelfsprekend gooide. Maar hij verloor. Het was al een wonder dat hij zover was gekomen. Hij heeft zijn tijd gehad en alles wat je dan nog overkomt is mooi meegenomen.
Nu zie ik net een filmpje van Raymond en mijn mond valt open. Daar zit me toch een depressieve man die met een klein stemmetje zegt niet meer goed genoeg te zijn. Dat hij zoveel heeft moeten laten voor zijn carrière, dat hij zijn kleinzoon beloofd heeft om de beker mee naar huis te nemen, die heeft moeten afzien al die jaren, dat zijn dochter op kerstavond huilend aan de telefoon zat omdat ze haar vader mist … Gesloopt is ‘ie.
Ik begrijp er niets van. Natuurlijk ben je teleurgesteld want wat had het fantastisch geweest als hij het nog een keer had kunnen doen maar de waarheid is dat, als dat gebeurd was, dat een wondertje was geweest. Je hebt de beste partij van je leven gespeeld. Je hebt mensen laten genieten. Je was weer even Koning Keizer Admiraal. En je hebt tijdens dat harde werken een kapitaal bijeen kunnen werpen. Genoeg om een beetje blij te zijn, lijkt me toch.
Hij nam groots afscheid van Van Gerwen na de verloren wedstrijd. Pakte de groene oliebol even stevig vast en drukte een kus op zijn voorhoofd. Dat vond ik veel mooier om te zien.