Ze zitten bij de open haard. Hij in zijn donkerblauwe kamerjas, zij zoals altijd in een perfect zittend avondpakje. Het personeel hebben ze naar huis gestuurd, de kinderen in bed.
Zij kijkt hem aan zoals zij de afgelopen weekend geoefend heeft, met bewondering. Het is niet gespeeld, ze bewondert hem echt. Hij heeft zijn hand in haar nek gelegd en streelt bijna gedachteloos haar hals. Zijn gedachten zijn bij morgen.
‘schat’, zegt ze, morgen rond deze tijd…’
‘hmm’, antwoordt hij afwezig.
‘morgen mijn schat, ben je koning. Stel je eens voor, jij bent koning. Ik zit naast de koning op de bank, ik ben zijn koningin, is het geen giller?’ Ze lacht zoals ze zichzelf heeft horen lachen bij lucky tv. Haar lach scheurt door de kamer en hij kijkt haar aan.
‘Dus toch’, zegt hij. ‘Het gaat er echt van komen, ik met mijn watermanagement, het heeft toch nog ergens toe geleid en schat, ik ben een koning met de mooiste vrouw van de wereld’.
Ze knikt. ‘En ik heb een koning, dat is alles wat ik wilde in dit leven, een leven als een sprookje, een koning en drie kinderen. Ik hoop dat je morgen van die diarree af bent want ik wil morgen wel met de koning naar bed’.
En dan lachen ze, lachen ze zoals nooit tevoren. Amalia wordt er wakker van en komt de kamer binnen.
‘Mam, pap, wat is er aan de hand?’
Ze gieren het uit.
‘Amaaltje, wij hebben koninklijke voorpret. Heb jij het liedje nog geoefend.’
En dan beging Amalia ook heel hard te lachen. ‘Benieuwd wat ze voor mij gaan doen?’