Die dagen voor Kerst zijn altijd wat bijzonder. Een soort vakantiegevoel overvalt me, onterecht, want ik heb nog geen vakantie. Vanmorgen laat ik me dan ook door de harde wind naar de tramhalte toe blazen. Als ik moet rennen voor de tram en hem haal, beloofd dit een goede dag te worden.
In de tram is het stiller dan gewoonlijk. In het donker valt op hoe iedereen hun huis heeft omgetoverd tot een lichtpaleis. Ook buitenbomen doen mee al ziet het er soms uit alsof de kerstlampjes van boven af op de boom zijn geflikkerd. Hollanders en hun gezelligheid.
Gisteren gingen Vriendin en ik shoppen. We kwamen van een koude, drukke kermis thuis. Of zijn we de drukte ontgroeid? Niet meer dan twee pakjes servetten scoorden we. Verder hadden we geen puf om ons in de drukte te begeven. Mijn roltrappenfobie speelde al op voordat ik een stap op de trap had gezet.
Ik heb daar last van als ik van boven naar beneden ga omdat ik dan kan zien hoe vol het is, hoe idioot weinig ruimte er is om door te lopen op het tussenstuk, hoe mensen met kinderwagens juist dat stukje uitkiezen om met hun kind te staan kroelen en hoe ontzettend traag iedereen beweegt. Mijn ‘vluchtmechanisme’ heeft alles al gechecked. De mensen voor me sla ik neer en ik zal Vriendin en mezelf redden uit een kluwen mensen die op elkaar worden gestort door een maar continue sneller gaande roltrap.
Het bleek weer niet nodig om mensen neer te maaien maar we besluiten om naar huis te gaan. Waar we doen alsof het winter is. Gordijnen dicht, kaarsen aan. Bijna vakantie.