Ik ben geen hugger. Van nature niet. Het zit er niet in, het komt er niet uit. Heel af en toe, als ik mezelf verbijsterend gade sla, zie ik dat ik het doe. Ik hug. Soms gedwongen, soms spontaan. Dat laatste is niet erg en ik ben natuurlijk kien genoeg om het alleen maar spontaan te doen als de ander dat ook spontaan zou kunnen doen….
Huggen is niet erg. Heel Amerika hugt. Open en bloot. Maar niet elke hug is hetzelfde. Mijn eerste verplichte ervaring met huggen was in een therapiegroep, heel, heel veel jaren geleden. Bonding-therapie. Zoek het niet op, het zal vast niet meer bestaan. Maar we liepen rond met dertig totaal onbekende enge mannen en vrouwen. We gingen tegenover iemand staan, keken elkaar diep in de ogen en gingen over tot de hug. Eerlijk is eerlijk, soms was het zo lekker dat je dacht: hier blijf ik even staan, maar dat was dan weer niet de bedoeling. Maar in de meeste gevallen dacht ik: gadver. Ik voelde lijven met plooien die ik niet wilde voelen. Ik rook luchtjes die ik niet wilde ruiken en ik voelde nattigheid. Dat wilde ik al helemaal niet.
Hoe ik nou toch kom aan huggen? Door de foute timing bij koning Philip en zijn Mathilde. Dat ging mis. Ze wilden elkaar liefhebbend kussen-huggen maar de timing was verkeerd. Omdat het niet bij hen hoort. Het zegt niets over of iemand kan liefhebben. Hooguit of je op commando aan iedereen kan laten zien dat je het wel kan.
Morgen deel 2.