We mochten gisteren voor de eerste keer naar school. I. en ik. Opgewonden vertrokken we naar de grote stad en parkeerde de auto ruim op tijd onder het Eemhuis. Met nieuwe schriftjes en pennetjes in onze tas en natuurlijk ons huiswerk klaar en af. Die opdracht hadden we keurig op tijd voltooid. Boven zaten nog meer meisjes te wachten, allemaal meisjes ja, nou ja, dat maakt ook niet uit.
We mogen naar binnen. De juf en de meester halen ons en geven ons een hand. Ze hebben een stopwatch in de hand want één ding is zeker: dit wordt bikkelen. We worden de komende maanden klaargestoomd in een snelstoompan voor het vak van docent creatief schrijven. Maar vandaag is er geen tijd voor creativiteit. Als een ondeugend meisje een minuut te laat binnenkomt wordt haar fijntjes meegedeeld dat dat niet de bedoeling is. I. knijpt mij in mijn handje, want wij waren wel braaf. Dat kunnen we goed, braaf zijn. Ik ook heus wel. Ik heb het beloofd dat ik me echt wel kan houden aan regeltjes (als ik ze maar begrijp). Dus ik knik ja als dat van mij verwacht wordt en vind ondertussen heel veel van alles. En als ik naar de andere meisjes kijk zie ik dat zij ook van alles vinden. Benieuwd naar de komende maanden waar ik toch gewoon heel veel zin in heb.
Als we weer naar huis gaan kijken we elkaar aan. I. en ik. Wat vonden we er eigenlijk van? We zijn stil. Dan laat ik een scheetje. Het moest eruit. Met de slappe lach rijden we naar huis om onze verhaaltjes voor te lezen over hoe goed we ons best gedaan hebben.