Een ritje in de tram hoeft niet saai te zijn. In tram 2 stapt een groepje jongelui in. Ze nemen plaats achter Vriendin en mij dus ik weet niet precies hoeveel maar ik schat drie meiden en een jongen met een gitaar. Ze spreken Engels. Tenminste, één meisje spreekt heel hard in prima Engels met de jongen die uit Griekenland blijkt te komen.
‘Heb je wel eens gedatet met een meisje uit Monster?’
De jongen ontkent.
‘Waarom niet’, vraagt ze, ‘vind je Monster niet cool of zo?’
De jongen legt uit dat het er niet van gekomen is. Hij speelt gewoon gitaar in bussen en trams die ergens vandaan en ergens naar toe rijden.
‘Heb je verkering, heb je wel eens gezoend met een meisje hier in Den Haag?’
De jongen lacht. Natuurlijk heeft hij gezoend.
‘Gebruik je drugs?’
De jongen zegt soms te blowen. That’s it.
‘Man, je moet paddo’s proberen, die kan je gewoon kopen hier, hartstikke goed spul. Ik heb wel een adresje voor je’.
Dan vertelt ze hoe ze nu al uitkijkt naar de volgende paddoparty die in de planning staat. Zij met twee vriendinnen. Op elf februari.
‘Waarom elf februari’, vraagt de jongen, ‘is dat een feestdag of zo?’
‘Nee’, zomaar zegt het meisje, ‘dat was de dag dat we allemaal konden’.
De jongen stapt uit en het meisje kan er niet over uit dat ze zo’n leuk gesprek gewoon in de tram heeft gehad. Het is een leuk meisje, vrolijk, brutaal. Ik moet er eigenlijk om lachen, hoe haar gesprek de hele tram heeft opgevrolijkt.
‘Moet je nu kijken hoe saai iedereen hier zit, een beetje voor je uit staren, kun je toch beter een gesprekje aanknopen, beetje lachen, vindt u niet mijnheer?’
De mijnheer doet of hij niets hoort en kijkt stoïcijns uit het raam. Eigenlijk wil ik me omdraaien en zeggen dat ze gelijk heeft maar een beetje angstig voor haar openhartigheid en de vragen die ze kan stellen, besluit ik het niet te doen.
Ze heeft een nieuwe passagier op het oog.
‘Vindt u ook niet mijnheer, beetje lachen, is toch leuk?’
De mijnheer knikt en zegt; ‘Ja, ik kan het wel gebruiken, ik heb er met plezier naar geluisterd’.
‘Gaat u naar huis nu?’
De mijnheer knikt. Hij vertelt dat hij van het ziekenhuis vandaan komt waar zijn vrouw ligt. Zijn vrouw is ernstig ziek. Zij heeft niet lang meer te leven.
Het meisje wordt stil en is echt meelevend in haar verdere vragen.
De meisjes moeten er uit.
Zij bedankt de man.
‘Wat lief dat u dat met mijn wilde delen. Ik wens u heel veel sterkte’.
Ze stappen uit. Om te stappen.