Onze reis naar Sitia verliep perfect. Nergens wachten, geen lange incheckbalie. Zelfs onze koffer komt als eerste van de bagageband, waardoor we ook als eerste onze auto kunnen afhalen.
De routebeschrijving naar ons huis was qua tekst zo kort dat ik er in mijn hoofd ook een korte reis van had gemaakt. Ik weet nu dat ‘alsmaar rechtdoor’ ook lang kan duren. Maar het maakt niet uit, zeggen we in goede harmonie tegen elkaar. Dan zien we ook heel veel van Kreta. Dat klopt.
250 meter ervoor
Dat is gek. Dat in een routebeschrijving staat dat je zoveel meter vóór iets, een flauwe bocht naar links moet maken. Om te weten waar dat ‘iets’ is, zul je er toch eerst langs moeten om dan alles in tegenovergestelden richting over te doen. Maakt niet uit: we hebben vakantie.
Google maps biedt uitkomst en zo komen we uiteindelijk bij onze bestemming? Toch? Wat denk jij? Er hangt geen bord. Er loopt geen mens. Op goed geluk pakken we één van de zeven ingangen. De weg loop naar beneden, steil naar beneden. Onze huurauto kan makkelijk naar beneden, maar kan ‘ie ook omhoog?
Neen. Dat kan ‘ie niet met dat lullige motortje er in. We komen Maria tegen die geen Engels spreekt. We moeten terug, zij loopt voorop.
Vriendin drukt het gaspedaal wat verder in en we strompelen omhoog. De motor valt drie keer uit. Maria wacht glimlachend op ons. Vriendin en auto bereiken het kookpunt. Vriendins kookpunt ken ik weinig.
Ons huis is ‘C’. Ons parkeerplekje is ook alleen maar te bereiken door eerst naar beneden en dan vol gas naar boven te stormen om dan op een onmogelijke parkeerplaats uit te komen. Maria zegt dat het moet.
Op de helling vallen we drie keer stil. De auto stinkt, heel Sitia stinkt door de aangebrande lucht van een motor met een kort lontje. Maria wacht en zegt dat het goed is.
Het doorgaans zeer opgewekte karakter van Vriendin verdwijnt als sneeuw voor de zon. Van de spanning schiet ik in de lacht. Dan zegt ze ijzig kalm: ‘oké, je bedoelt dat jij het beter kunt? Dat jij voortaan het autogedeelte voor je rekening neemt?’
Alles in me schreeuwt ‘nee’, want dat kan en wil ik niet. Maar Vriendin kijkt onverstoorbaar vastberaden. Ze stapt uit.
Later, veel later op een Grieks terras, lachen we ons de tranen uit de ogen. Vanaf nu hebben we een ’toon’ en hebben we de woorden om een nieuwe herrinnering te maken. Natuurlijk laat ze mij niet rijden. We zouden allebei wel gek zijn.