Gisteren had ik een ontmoeting met een bijzondere vrouw die ik via een netwerk ken. Zij kwam bij mij thuis en aan mijn tafel deelden we binnen de kortste tijd hele persoonlijke verhalen. Soms gaat dat zo.
Beiden zijn we van ongeveer dezelfde leeftijd en dat geeft genoeg gespreksstof. Ze vertelt dat het ‘hard werken’ is. Op mijn vraag wat precies hard werken is, zegt ze ‘het leven’. En ik begrijp precies wat ze bedoelt. Niet het harde werken om centen te verdienen maar het harde werken om te worden wie je bent. Het werken aan jezelf.
Zachte confrontatie
Terwijl zij praat en ik naar haar kijk bedenk ik dat ik niet echt meer aan mezelf werk. Het is wel eventjes goed zo. Ik doe mijn ding, zeg ik vaak luchtigjes. Na vele, vele jaren therapieën in de meest uiteenlopende, wil ik het er niet meer over hebben. Niet over ’toen’, over ouders, over kinderen, over dromen, over pijn, over mij.
Ben ik ‘af’? Ik vrees van niet. Zou ik af willen zijn? Geen denken aan. Stel je voor dat we klaar zijn, niets meer te leren, niets meer om naar toe te groeien, niets meer om te bereiken… Maar dan zie ik die foto van dat bankje in een prachtig park; hoe verleidelijk is het om gewoon te zitten, te kijken, te genieten.
Ieniemini
Als ik terugkijk heb ik grote stappen gezet. Stappen waar ik trots op ben. Ben ik al lang niet meer de gepantserde robot van weleer. Maar ik weet dat er nog wat ieniemini-dingetjes zijn die het onderzoeken waard zijn. En geloof mij, als ik zeg ‘ieniemini’ dan is er niets mini aan. Dat is de crux.
Ik wil niet meer huilen, schreeuwen of zoeken, ik wil vinden en gevonden worden. En ik wil nooit ‘af’ zijn.
Eens kijken of ik iemand kan vinden om mij nog verder op weg te helpen.