Hoe teleurstellend om er achter te komen dat onze lieve viervoeter gewoon HOND is. Hond en niet anders. Bas is oud, bijna vijftien, hij is niet meer zo fit of alert, is ontzettend doof, heeft ergens een sluimerende tumor en houdt heel veel van ons. Tijdens onze vakantie brengt hij veertien dagen door op het platte land bij twee lieve vriendinnen. Wij maken ons zorgen over Bas. Kan dat wel, op deze leeftijd, zo lang bij andere mensen, in een vreemde omgeving? Wat als ‘ie ineens neervalt, dood gaat? De vriendinnen sturen foto’s op van Bas. We zien hem rollend in het gras, slapend op zijn kussen, spelend met een grote, plastic fles…
Spelend met een grote, plastic fles?
Dan heeft ‘ie het naar zijn zin, dat kan niet anders.
Als we Bas op gaan halen vraag ik me bezorgd af of hij wel met ons mee wil. Een van de vriendinnen zegt: ‘natuurlijk, hij gaat mee met wie hem eten geeft’. Au. Dat hakt er in. Niet: ‘hij gaat mee met wie hij de mooiste band heeft opgebouwd of hij gaat natuurlijk met jullie mee, maar nee, een ijskoude constatering dat het om eten gaat. En, het is gewoon ook zo. Eigenlijk maar goed dat al die eigenschappen die wij hem toeschrijven alleen in ons hoofd bestaan. We kunnen niet in zijn hoofd kijken, zijn gedachten zijn er geen, zijn gekwispel is soms oprechte blijdschap maar ook, vaker, strak gemanipuleerd spel van een slimme hond. Of is dat ook weer een eigenschap die niet kan? Slim? Hij is in ieder geval slimmer dan wij. (Misschien is ‘ie niet eens echt doof?)