Waar ambtenaren vaak de schuld krijgen van laksheid, werkschuwheid en het met moeite kunnen openhouden van de ogen, wil ik toch een keer een andere kant op wijzen. Steeds vaker denk ik inderdaad: laat ik mijn ogen maar sluiten (let wel: figuurlijk gesproken dan, zo ver gaat mijn moedeloosheid ook weer niet).
Als ambtenaar heb je te maken met wethouders en sinds een jaar of tien met de niet meer weg te denken communicatiemedewerker. Het worden er steeds meer. Als een olievlek breidt het zich uit en niemand weet het gat te dichten. Waar lijkt dat ook weer op? Ze kruipen overal tussendoor, onderuit, om waar ze maar kunnen hun kleine stempeltje ergens op te kunnen drukken.
De overeenkomst tussen de wethouder en de communicatiemedewerker is volgens mij dat eigen stempeltje. Wat ‘in dienst van de burger’? Wat ’ten dienste van de ambtenaar’?
Elke nieuwe wethouder kan er in zijn eentje voor zorgen dat zorgvuldig gepland beleid van meerdere jaren ‘on hold’ wordt gezet. Ja, om zijn eigen stempeltje te kunnen zetten.
De communicatiemedewerker die zich tijdens ziekte heeft laten vervangen, gaat alles weer overnieuw doen. Want het zinnetje loopt niet zo lekker en dat moet. Het moet lekker lopen.
Het loopt niet lekker. De ambtenaar wordt er moe van. Hij wil wel werken maar niet voor niets. Want iets overdoen om de ijdelheid van één persoon te bevredigen, dat voelt niet goed. En wat je vooral niet moet doen is er over praten. Nou, dat doe ik ook niet.
2 reacties
Jij schrijft het – ik denk het nu 😉
Prachtig, dit moet in de krant!