Dinsdag was een hele natte dag. Eigenlijk was het geen moment droog. Ik werkte thuis, hoorde af en toe wel iets wat op het druppelen van water leek maar zag niets. Tot vier uur in de middag. Eén druppel. Precies op de scheiding van de uitbouw van de kamer. Nog een druppel, zelfde plek. Andere druppel, stukje verder. Binnen vijf minuten werd ik verrast met een muzikaal intermezzo van getik van neervallende waterdruppels. Pan gezocht. Vol. Emmers, teil. De lekkage breidde zich uit langs de naden van de uitbouw.
Als manke Nelis strompel ik door het huis zonder echt iets bij te dragen aan een oplossing. Ik bel Vriendin. Ze moet nu naar huis komen. Boven zie ik inmiddels wat de oorzaak is van de lekkage. Het hele dak van de uitbouw is tot de nok toe gevuld met water. De afvoer is verstopt.
Als Vriendin arriveert, trekt ze haar lange broek uit, pakt twee laarzen en stapt door het bovenraam naar buiten. Prikt de afvoer door wat niet echt direct tot een oplossing leidt. Ik geef haar met liefde een emmertje, waarna zij water gaat scheppen. Een keer of honderd. Het water lijkt weg. Als we een half uur later opnieuw controleren, staat het water er weer. Vriendin stapt weer in onderbroek door het raam terwijl ik om me heen kijk of niemand haar in deze onflatteuze outfit ziet.
De buren van links komen naar buiten. Vriendin bukt onhandig om haar witte onderbroek aan het zicht te onttrekken maar moet zich toch rekken om de stok van de buurman aan te pakken. Hiermee kan ze de afvoer doorprikken. Dat lukt. Als de buren lachend naar binnen gaan, vlucht Vriendin ook door het raam naar binnen. Ze valt bijna en ik vang haar op. Dat doe je als je van iemand houdt. Ik was alleen mijn zere knie vergeten en verga van de pijn door de plotselinge beweging.
Maar natte doeken genoeg om in mijn nek te leggen.